Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En [113]zij zullen henen uitgaan, en zij zullen [114]de dode lichamen der lieden [115]zien, die tegen Mij overtreden hebben; want [116]hun worm zal niet sterven, en hun vuur zal niet uitgeblust worden, en zij zullen [117]allen vlees [118]een afgrijzing wezen. 113. Te weten de ware ledematen der gemeente, de gelovigen. 114. Dit kan wel naar de letter genomen worden, gelijk hfdst.34 vs.3, en elders; doch hier kan het ook genomen worden voor zodanigen, die in zonden dood zijn, ofschoon zij leven naar het lichaam, gelijk 1 Tim.5:6, en Openb.20:5. 115. En zich verblijden vanwege de rechtvaardige straf des Heeren over de goddelozen, zowel in dit als in het toekomende leven. Vergelijk Openb.12:10, enz., en Openb.19:1,2, enz. 116. Christus past deze woorden op de vervloekten in de hel, waar de worm der conscientie niet sterft, maar altijd knaagt, en het vuur van den toorn Gods nimmermeer uitgeblust wordt; Mark.9:44. 117. Te weten allen uitverkorenen kinderen Gods, of allen anderen creaturen. 118. Of, gruwel, of vloek zijn. Het Hebreeuwse woord wordt alleen hier en Dan.12:2 gevonden. In beide plaatsen wordt er gesproken van hardnekkige zondaars, van wie alle vromen en alle godzalige personen walg hebben.